Het logo van Leydse KluchtenCompagnie

De gramschap (1645) van G.Ogier (ca. 30 minuten), vertaald en bewerkt door (c) drs JFJ Volkers (aug.2008)

Ogier (Antwerpen 1618-1689) wordt volgens de literatuur als de voornaamste Zuid-Nederlandse blijspeldichter van de 17e eeuw beschouwd. Hij schreef meerdere werken, waaronder de seven Hooft-sonden, speels-ghewijs, vermakelijck ende leersaam voor-gestelt. Een van de zeven hoofdzonden is gramschap (boosheid).
De klucht gramschap had destijds veel succes, hoewel het nauwelijks een intrige heeft; het geeft vooral een sfeertekening van het volkse leven. Het bevat wat maatschappijkritische kanttekeningen, die in de bewerking grotendeels zijn gehandhaafd. Net als vele andere kluchten kent het een motto: Die niet en leeft dan tot eens anders vrees en schroom, En lichtelijck een Vrucht wordt van een dorren Boom.

In deze klucht is Dries het boosaardige heerschap, dat zijn vrouw Neel slaat en uitscheldt. Bij het marskramers echtpaar zijn de rollen omgedraaid: Daar is de vrouw wat assertiever (om het maar eufemistisch uit te drukken…). De klucht drijft op een misverstand, dat bijna aan het eind wordt opgelost en op de gedragingen van bootsgezel Dries, die aan het eind noodgedwongen het ruime sop moet kiezen. In dit fragment staat plots Bertram tussen het publiek op om verhaal te halen bij Dries, die alle lieden zonder enig bewijs van diefstal beschuldigt. Dat kan Bertram niet op zich laten zitten:

Bertram: Het dunkt me dat ik jou beter uitnodigen kan.
Dries: Nee, er is hier meer plaats. Nou, wat dacht je ervan?
Ik zal mijn mes zo diep in je ribben douwen,
dat ze jouw darmen emmersvol weg moeten sjouwen!
Bertram: Ken je het gezegde niet:
Wie jegens een ander begint te dreigen,
zal op het kerkhof als eerste zwijgen!




Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *